Theo Beerendonk studeerde van 1925 tot 1931 aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij onder leiding van de professoren J.H. Jurres en Hendrik Jan Wolter een gedegen klassieke schildersopleiding kreeg. In de jaren dertig maakte Beerendonk furore met gedurfde naakten, in de traditie van zijn grote voorgangers George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Jan Sluijters. Ook legde hij zich toe op de etskunst, waarin hij een waar meesterschap bereikte Hij beheerste alle technieken. Hij was lid van verschillende organisaties: Maatschappij Rembrandt 1944, St.-Lucas Amsterdam 1944, Arti et Amicitiae Amsterdam als lid t/m 1956 en als 2e voorzitter vanaf 1957. Na de Tweede Wereldoorlog begon hij zijn onderwerpen te stileren en abstraheren en werd zijn werk abstracter. In 1966 kreeg Beerendonk een aanstelling als conservator in Museum Het Rembrandthuis in Amsterdam, waar hij ook demonstraties in de etskunst gaf. In hoog tempo bouwde Beerendonk een imposant oeuvre op met portretten, stillevens en naakten die op viel door eigenzinnig kleurgebruik, Zijn werk was in het buitenland te zien in Oslo, Toulouse, Johannesburg, Voormalig Nederlands Indië, Anzio/Rome en Parijs 2017. Zijn werk is onder andere aangekocht door Singer Museum Laren, Centraal Museum Utrecht, Museum Civico Italië, Museum De Wieger Deurne, Atlas Dreesmann & het Rijks Museum Amsterdam